Hoe je condensvorming bij isolatie vermijdt? Nele Ameye, experte bij Recticel Insulation, geeft je vijf cruciale do’s en don’ts mee.
1. Ventileren = vocht reduceren!
Beginnen doen we met een advies niet zozeer voor jezelf, maar wel voor de bewoners van het gebouw dat je isoleert. Condensatievocht ontstaat doordat waterdamp uit de lucht condenseert. Het risico op condensvorming in de isolatie verkleint dus zodra je de hoeveelheid waterdamp in de lucht vermindert. Vandaar dat isoleren altijd hand in hand moet gaan met ventileren.
Beschikken de bewoners over een mechanisch ventilatiesysteem? Adviseer dan om dat altijd aan te laten staan op het debiet dat voor de woning ontworpen is. Wordt de aan- en/of afvoer van lucht nog niet mechanisch gestuurd? Raad dan aan om zeker af en toe de ramen open te zetten, zodat de vochtige binnenlucht naar buiten kan.
Ook bij het opwarmen en afkoelen van ruimtes is het altijd opletten geblazen. Bij eenzelfde luchtvochtigheidsgraad bevat warme lucht toch meer waterdamp dan koude lucht. Als je een badkamer tijdelijk verwarmt en een bad of douche neemt, vergroot je dus de hoeveelheid waterdamp in de lucht. Koelt de ruimte daarna weer af, dan kan de lucht die grote hoeveelheid waterdamp niet meer onderbrengen en slaat een deel ervan als condensatievocht of condens neer. Extra ventileren na een bad of douche is met andere woorden geen overbodige luxe!
2. Isoleer een plat dak nooit langs de binnenzijde
Dat leidt namelijk makkelijk tot condensatieproblemen. Enerzijds omdat de plaatsing van het dampscherm enkele moeilijkheden met zich meebrengt. Vaak kan je het erg moeilijk perfect lucht- en dampdicht met de omliggende structuur aansluiten. Daardoor zit de isolatie niet perfect ingesloten en kan er nog lucht en/of waterdamp achter het dampscherm terechtkomen. Bovendien moet je het dampscherm dan mechanisch bevestigen én wordt het dan vaak doorboord door bevestigingen van leidingen, die langs het plafond lopen. Elke doorboring van het dampscherm vermindert de dampremmende werking ervan.
Anderzijds is de positie van de isolatie bouwfysisch allesbehalve ideaal, als je een plat dak langs binnen isoleert. De draagstructuur en bovenliggende waterdichting vormen een koude, erg dampdichte barrière boven op de isolatie. Het dauwpunt bevindt zich dus tussen de isolatie en de dakstructuur, waardoor er daar condensvorming plaatsvindt. Die condens kan niet meer weg, wegens de dampdichte lagen erboven. Het vocht stapelt zich op en zorgt op termijn voor vochtproblemen in de woning.
DON'T: isolatie langs de binnenzijde van het plat dak
DO: isolatie langs de buitenzijde van het plat dak (warm dak)
3. Binnenisolatie van muren: vergeet het dampscherm niet!
Ook bij een buitenmuur loop je altijd een zeker risico op condensvorming, als je isolatie langs binnen aanbrengt. Opnieuw zit de draagstructuur immers aan de koude zijde van de isolatie, waardoor het dauwpunt zich mogelijk tussen de isolatie en de muur bevindt. Als je een buitenmuur langs binnen isoleert, moet je er dus zeker voor zorgen dat dampdeeltjes uit de lucht niet door de isolatielaag kunnen bewegen.
Bijvoorbeeld door te isoleren met harde pir-isolatie van Recticel. Doordat het schuim daarvan erg dampdicht is, ondervinden dampdeeltjes een hoge weerstand wanneer ze van de warme naar de koude zijde willen bewegen. Dampopen isolatie biedt dat voordeel niet en is dan ook gevoeliger voor problemen met condensvorming in dergelijke opstellingen. Bovendien hebben de pir-platen een dampdichte bekleding die als dampscherm dienst kan doen, als de relatieve vochtigheid in de kamer laag genoeg is (bv. in slaapkamers en bureauruimtes). De naden tussen de platen vormen wel altijd een potentiële ingang voor dampdeeltjes. Die ‘lekken’ moet je dus correct afdichten.
In droge ruimtes volstaat het dat je de naden met Rectitape aftapet, volgens de tips uit onze Renovatiegids. Je hoeft dan geen apart dampscherm te plaatsen. Nadien kan je de isolatielaag met een gipskartonplaat afwerken. Recticel Eurothane G-platen zijn ideaal om snel een ruimte langs de binnenzijde te isoleren. Niet alleen bevindt de gipskartonplaat zich al op de isolatieplaat. De platen hebben ook een groot formaat, wat het aantal naden beperkt. Die moet je dan enkel afwerken met een wapeningsnet en geschikte voegpleister.
In vochtige ruimtes (badkamer, keuken, wasberging …) werk je beter anders: de Eurothane G-platen zijn er niet voor geschikt én het volstaat niet om de naden af te tapen. Wat je dan wel moet doen, is een continu dampscherm over de isolatie plaatsen, aan de warme zijde ervan en dus aan de kant van de binnenruimte, alvorens verder af te werken. Zo vermijd je dat waterdampdeeltjes uit de warme binnenlucht in de isolatielaag dringen.
Om het dampscherm continu te maken, is het belangrijk dat de naden van de foliebanen voldoende overlappen. Indien nodig, plak je de naden af. Volg daarbij altijd de richtlijnen van de fabrikant van het dampscherm. Kies bovendien een dampscherm met een voldoende hoge dampdichtheid, afgestemd op de ruimte die je isoleert.
Is de luchtvochtigheid in de ruimte heel erg hoog, zoals bij een binnenzwembad? Dan plaats je het best altijd isolatie langs de buitenkant, om problemen met condensvorming te voorkomen.
Isoleer je de binnenzijde van een buitenmuur met akoestische-isolatieplaten van Recticel? Dan is een dampscherm steeds noodzakelijk. Deze platen hebben immers een erg lage dampdiffusieweerstand. Je kan de isolatieplaten tussen een structuur van metal studs plaatsen, waarop je een continu dampscherm aanbrengt. Daarna werk je af met gipskartonplaten, die je correct voegt.
Binnenisolatie van buitenmuren - Thermisch:
Binnenisolatie van buitenmuren - Akoestisch:
Opgelet: vermijd altijd koudebruggen! Zo’n lokale punten, die minder geïsoleerd zijn dan de omliggende delen, of zelfs helemaal niet, zijn typisch plaatsen waar condensatie ontstaat. Alle warmte verdwijnt immers langs die punten naar buiten. Pak daarom ook altijd minstens één meter van de dwarse muur in, bij voorkeur langs beide zijden, als je een buitenmuur isoleert.
DO: retourisolatie bij binnenisolatie van buitenmuren:
4. Volg altijd de gouden 1,5-regel
Isolatietypes worden vaak met elkaar gecombineerd. Denk maar aan een hellend dak waarbij je minerale wol tussen de spanten plaatst, net als pir-isolatie op of onder de spanten, als aanvulling. Condensvorming loert dan altijd om de hoek. Om hierbij problemen met condensatie te voorkomen, hanteer je de gouden 1,5-vuistregel, in combinatie met het principe van toenemende dampopenheid naar buiten toe:
- Plaats bij voorkeur altijd de meest dampopen lagen naar buiten toe. Eventuele dampdeeltjes moeten immers steeds zo gemakkelijk mogelijk naar buiten toe afgevoerd raken.
- Plaats je toch de meest dampdichte isolatie langs buiten? Zorg er dan voor dat de R-waarde van die isolatie minstens 1,5 keer zo groot is als de R-waarde van de meest dampopen isolatie langs de binnenzijde. Zo plaats je het dauwpunt voldoende ver naar buiten en ontstaat er geen condensvorming tussen beide lagen isolatie in.
Meest dampopen isolatie langs de buitenzijde:
Meest dampdichte isolatie langs de buitenzijde – 1,5 x R-regel
5. Plaats één dampscherm aan de warme zijde van de isolatie!
Ten slotte deze cruciale tip. Op een uitzondering na (Eurothane G-platen in droge ruimtes) dien je altijd één dampscherm op de isolatie aan te brengen, langs de warme zijde, om te voorkomen dat dampdeeltjes zich in de isolatielaag begeven. Extra dampremmende lagen tussen isolatielagen worden het best zoveel mogelijk vermeden.
Maar wat als je nu een bestaand dak renoveert? Bij een hellend dak bevindt zich vaak al een dampscherm onder de minerale wol die tussen de spanten zit (aan de warme zijde), waaronder je dan een nieuwe isolatielaag kan aanbrengen. Bij een plat dak is er meestal een oude waterdichting aanwezig, waarop je een extra isolatielaag kan plaatsen. Die tussenliggende dampremmende lagen zijn niet ideaal. Maar ook dan kan je nog isolatielagen combineren:
- Hellende daken:
- Plaats je de pir-isolatie onder de minerale wol? Dan moet je het dampscherm tussen beide lagen verwijderen of doorprikken.
- Plaats je de pir-isolatie boven de minerale wol (volgens het sarkingdakprincipe), dan dien je de 1,5-regel te volgen (zie tip 4).
- Platte daken:
- De 1,5-regel biedt altijd een zekere oplossing. Zorg ervoor dat de nieuwe isolatielaag boven op de oude dakbedekking 1,5 keer de R-waarde heeft van de al aanwezige isolatielaag.
Na-isolatie van platte daken – 1,5 x R-regel:
Opgelet: vermijd luchtlagen in de opbouw! Lucht bevat immers altijd een hoeveelheid damp. Luchtverplaatsing is dus altijd een verplaatsing van waterdamp, mogelijk van een warmere naar een koudere omgeving, met condensvorming als gevolg.
Nog technische vragen?
Heb je technische vragen over correct isoleren, waarop je hier geen antwoord vindt? Aarzel dan nooit om contact met ons op te nemen. We staan je als professional maar al te graag met technische expertise, voor een optimale isolatie zonder condensvorming, met onze topproducten.